TWEEDE TOONEEL.
Brandsma, Johanna, Barend.
Brandsma. Wat most diè hier ?
Johanna {zuchtend). Wat die most? Ach, laat ’k maar niks zeggen!
Brandsma {tot Barend). Je ken natuurlijk weer niet werken ? {de vuist naar omhoog ballend) Sallemanders! ’k Heb ze ’n verrassing bezorgd! (op z'n horloge kijkend) Negen uur? *k Zal ’t ze inpeperen, as ze strakkies na bed gaan. ’k Heb óók zoo’n ding gehuurd! ('wrijft zich de handen).
Johanna. Wat voor ’n ding?
Brandsma. Zoo’n ding om psalmen bij te zingen, zoo’n ding dat door ’t hééle huis dreunt!
Johanna. Wat kost dat dan wel ?
Brandsma. ’n Gulden in de week. (weer de vuist omhoog ballend) Als zij met d’r handen spelen, zullen wij spelen en trappen, ’k Zal ze terwijl nog wat opfrisschen. (wil aan de bel trekken).
Johanna. Blijf 'r in gosnaam af, Piet, anders begint die van benejen ook!