Schakels

Schakels

Marianne Ik heb water opgezet.

Pancras

Voor wat?

Marianne

Voor een kruik.

Pancras

(nijdig) Neem zelf een kruik. Stel je voor! Een gezonde vent met ’n kruik! (een stilte. Zij dekt de tafel half) Marianne.,.

Marianne

Ja, meneer...

Pancras

Marianne... Niks. (zij dekt) ... Marianne...

Marianne

Dat is drie keer.

Pancras

Kat! (plotseling opstaand) Marianne...

Marianne

(laat de suikerpot vallen) Kijk nou! U laat me schrikken.

Pancras

Suiker op de grond èn scherven... Dat is een voorteken. Centen en geluk. Blijf nou ’ns staan, Marianneke - ik trouw met je.

Marianne

(verveeld) Zo. - Dan zeg ik u de dienst op.

Pancras Wil je me niet?

Marianne

Willen! Ik wil de suiker opvegen...

Pancras

En waarom wil je me niet, Marianne?

Marianne

(ongeduldig) Ach, schei toch uit. (brood-snijdend) Twee of drie boterhammen, meneer?

Pancras

Ik eet niet - ik moet met je praten.

53