Schakels
Hein
En met zo’n stapelgekke, hebben ze me naar ’t stadhuis laten koersen, ’t Is me ’n toezicht!
Gerritje
Zou je zo’n kerel nou niet... Lamzak. Beest.
Hein
(rustig) Op de bibelebonse berg wonen bibelebonse mensen...
Gerritje
(kwaadaardig) Als ik...
Hein
(luider) En die bibelebonse mensen hebben bibelebonse kinderen...
Gerritje
Je zou...
Hein
(stevig) ... En die bibelebonse kinderen, eten bibelebonse pap...
Gerritje Judas, ik zal...
Hein
(luid) ... Met ’n bibelebonse lepel uit ’n bibelebonse nap. Zo. Als je weer begint, hou ik ’t ’n uur vol! ...
GERRITJE
(driftig) Geef m’n beurs!
Hein
Alsjeblieft.
Gerritje
En de huissleutel!
Hein
Asjeblieft.
Gerritje
Dag hoor! Ik laat je alleen met je broer. Mag je met hem lachen. Jij drijft me ’t water in, kerel!
Hein
Als ik dat eens mocht beleven.
(zij wil opnieuw ziedend opspelen, bedwingt zich, gaat deur-smijtend heen)
41