Herman Heijermans
ik de bouten klemde, jij de voorhamer sloeg - toen kreeg jij ’n duizeling - en ik...
Kantoorbediende
Heeft u gebeld, meneer?
PANCRAS
(ongeduldig op en neerlopend) Ja! Nee! Wie roept je? (bediende af) Verder jij! ...
Arbeider
Verder niks...
PANCRAS
Lummel! Alsof ik niet weet dat jij me bij me lurven pakte, we samen over de platen tot aan de spinten glejen...
Arbeider
... Tot aan de goot...
PANCRAS
... Tot aan de goot! Ha - ha. Zweetuurtje geweest hè? En dat we niet naar beneden gedonderd zijn! Dat is een godswonder geweest. Ik met me oog in ’n spijker...
Arbeider
Ik met ’n gebroken pink en de nagels van m’n poten gescheurd... PANCRAS
En die trein - weetje nog - die trein die ’t station binnenreed, dat de kap er van dreunde?
Ga zitten, ja, daar. (arbeider op de plaats van de boekhouder) En wat ’n hoogte! Je zou zeggen: hoe kwam ik zo duizelig -jaar in jaar uit zaten we op stationskappen...
Arbeider
Je had je nijdig gemaakt om de mensen beneden...
PANCRAS
Juist! Ik zie ze nog - rokende slampampers die lachten, terwijl wij...
Arbeider
... Terwijl wij als otters in de zon zweetten...
PANCRAS ... Gloeiend was ’t! Moorddadig.
Arbeider
... En toen ging je, met ogen als van ’n schelvis...
12