Herman Heijermans
Arbeider Dank je.
PANCRAS Hij’s goed...
Arbeider Dank je.
PANCRAS Steek ’m dan bij je...
Arbeider Dank je. (een stilte. Pancras steekt op)
... Pancras, weet jij van m’n zoon?
Pancras
Van je zoon?
Arbeider
Van me zoon Gerrit die bij jou -ketelmaker is?
Pancras
(glimlachend) Hoe zou ik die kennen, kerel -er werken er vijfhonderd op de fabriek. - Is ’n zoon van jou op de ketelmakerij?
Arbeider
(knikt) ... Maar morgenavond staat-ie op straat. Ontslagen.
Pancras
Ik weet ’r niks van.
Arbeider
Is je dat niet verteld, Pancras?
Pancras
Geen woord! M’n zoon Henk gaat tegenwoordig alleen over de fabriek - en al stond ik zelf nog aan ’t hoofd - je snapt dat met vijfhonderd - vijfhonderdveertig man, ongerekend ’t kantoorpersoneel -er geen oog op te houden is...
Arbeider ’k Dacht dat jij, Pancras...
Pancras
Nou!
Arbeider
(’t hoofd schuddend) Doet ’r niet toe - Pancras - je moet me zoon houen.
10