73
Aujust. Ik ken niet buiten *r.
Joep. Dan kijk je door de vingers !
Aujust. As 'k van de winter dingen na de lommerd gebracht heb, was ’t om te vreten, enkel om te vreten.
Joep. Aujust — as jij koppig blijft — mot iek waarschuwen! Wees verstandig! Jij smijt je broodwinning weg. Als je vrouw je wil kwijtraken, doet zij ’t toch !
Aujust. Kwijtraken ?
Joep. Dat zeg iek zoo maar...
Aujust. Wie zeit dat ze... Heeft ze jou dat gezeid ?
Joep. Néè, Aujust! Maar als ein vrouw doet wat jouw vrouw doet, dan begrijp jij toch wel...
Aujust. Ja — dat begrijp 'k...
Joep. Met geweld hou jij geen vrouw vast...
Aujust. Nee — dat doe je niet.
Joep. Zij is jong, knap ...
Aujust. Dat is ze...
Joep. En jij...
Aujust. En ik... Ik ben ...