3i
6DE TOONEEL.
Hij, Zij.
H ij (laat voorzichtig de haarspelden bij de sofa vallen). Goeien middag (een stilte). Goeien middag (een stilte). Kun je geen antwoord geven?
Z ij. *k Ben vanmorgen. .. thuis geweest.
Hij. En?
Z ij. En ben tot de ontdekking gekomen, dat je — dat je bezoeken ontvangt...
Hij. Bezoeken?
Zij. Je hoeft 't niet te ontkennen: *k heb bewijzen.
Hij (de schouders ophalend). Bezoeken! Van wie bezoeken? Wat fantaseer je?
Z ij (de haarspelden uit ’n nieuw papiertje wikkelend). Noem je dit fantasie?
Hij. Zou je wat minder in raadsels willen spreken?
Z ij. Die lagen bij jou in de kamer, en die lagen *r niet, toen ik met de kinderen op reis ging...
Hij. Zeven haarspelden! Dus je wil beweren, dat de een of andere vrouw zóó’n collectie heeft achtergelaten?
Z ij. Die vier zijn van mama, van mij, de juffrouw, de meid! Daar kun je 't onderscheid aan zien... Maar die drie zijn van je bezoek.
Hij. Ach! Nonsens! Die vind je in iedere kamer bij dozijnen!
Zij (diep verontwaardigd). Nee, Edi!... Die dragen wij geen van allen! En, om ?t kort en bondig te zeggen: ’t is uit tusschen ons!
Hij (vertoornd). Dat wordt te mal! Daar houdt alles bij op! 'k Parieer dat als ’k hier of ergens anders zoek... (bukt driftig)... Wat is dit? (houdt haar 'n „ideaal” voor)... En wat is dat? (bukt opnieuw achter de sofa)... Ben ik verantwoordelijk voor de nonchalance, waarmee jullie vrouwen met die dingen omspringen? Draag ik ze? Sleep ik ze met me mee? Asjeblief! (bukt voor de derde maal). Zijn die van mij, van jou of van ’n imaginaire derde? Loop je daarom met rood gehuilde oogen? Moet je me daarvoor belachelijk maken door aan