lichtende oren los: „neem me ’r niet langer tussen! Je weet bliksems goed, dat ’t me om nummer vier te doen is! Voor een, tweie en drie heb ’k geen hulp van wie ook
nodig — dat klopt al als ’n bus..., maar vier, vier ?”
„Als je mij zegt wie nummer vier is, zal ik jou van de vierde duimafdruk dei bijzonderheden tot in finesses vertellen. ... Maar gelijk oversteken, ouwe Duporc.... Welke schobbejak van betere afkomst kan dat zijn?”
„Ik geef je mijn woord, dat ik je confidentieel zal inlichten zodra jij je nieuws gelucht heb.... Waarom is ’t juist ’n man van betere afkomst?”
„Dat zal ik je uiteenzetten, ofschoon jij ’t natuurlijk al weet, anders kon dei boel niet zo voortreffelijk kloppen.... De duimafdruk op de scberf van ’n flesje uit ’n reisnécessaire komt op de fles whiskey voor — asjeblief! — die op de scherf is iets scherper, omdat ze door zogenaamd bloed gekleurd is — en diezelfde duimafdruk staat superbe op ’t medicijnf lesje, waarmee ’k ’n hoop moeite gehad heb, omdat ’t te sterk beduimeld was, en ’n af druk op ’t etiket geien cent waarde voor me heeft.. Asjeblief: daar heb je de drie photo’s van de Whiskey-fles, de scherf uit de nécessaire en ’t medicijnf les je, en overal dezelfde duimafdruk.... En hier....”
Maar Duporc kon ’m niet laten uitspreken.
Op ’t vierde vel gesatineerd papier had-ie al ’t vergroot Gillette-mesje, onder ’t tafelkleed van de Hotelkamer ontdekt, gezien, ’t bebloede! plaatje dunne staal: nu door de photographische opname ’n reuze folioslagveld van lijntjes en golvinkjes, met de gekleurde aanduiding van de scheikundige, waar ie speciaal de gezochte duimafdruk voor de vierde! keer had gevonden.
„Dus de vierde: duimafdruk staat ook op dat Gillette-mesje, dat ze geleend hadden....?”
„Positief Ik steek ’r m’n vingers als deskundige bij
op, dat als de vier boeven de bankier vermoord hebben, deze vierde afdruk van de vierde moordenaar is — tenminste als jij garandeert, dat de scherf, ’t medicijnf les je en ’t Gillette-mesje aan een en dezelfde persoon toebehoren Daarenboven komt die af dr uk ook voor op de
eelluloid-omslag van ’t reisabonnement, dat ik extra voor
je moest onderzoeken Ben je tevrejen? ”
„Als je ’n jonge meid was, zou ik je omhelzen”, zeil Duporc onstuimig.
„Wie is die man van betere afkomst?”
„Door wat vermoed je juist dat laatste?”
„Kom nou, ouwe speurder, je wil me toch niet wijsmaken, dat ’n straatboef, ’n landloper met dat soort ingrediënten, ’n kristallen flacon, ’n abonnementhouder met gouden stangetjes, enz. rondkuiert? ’
175