TWEEDE BEDRIJF.
Dezelfde keuken van het Eerste Bedrijf. Avond.
Eerste Tooneel.
Pietje. Antje. Marre. Margo.
Pietje (zit om de tafel met Antje en Marre zilver te poetsen, geeuwend), ’k Lees net zoo lief me reman. Vooruit dan maar weer. (leest terwijl zij poetst) „Wie mot gij vóóral recht kennen, om waarlijk gelukkig te zijn?”
Antje (poetsend). „Om waarlijk gelukkig te zijn, mot ik God recht kennen, want zonder kennis van Hem, ken ik Hem niet liefhebben en gehoorzamen.”
Pietje. Goed. Dan krijge we: „Hoe leert gij God allereerst uit de Bijbel kennen?”
Antje (hakkelend). „Ik leer.... ik leer God”
Wat staat ’r?
Pietje. Ja, ik mot ’t niet zegge, jij.