12
eens — en voor de derde maal — toejoer liegen. Heeft ze niet zélf voor de heeren verklaard, dat ze me as ’n hond heeft gesard? Honden bijten. Ik ook... Achthonderd zeven en twintig wèl-getelde dagen — ja, wèl-geteld! — heb ’k d’r gezicht voor me gezien, zoo as ze in de getuigenbank zat te grienen en da’s waar — me voorspraak was. En d’r brieven, in ’t begin, af en toe — voor zoover ze verstaat te schrijven — hebben ’twarm gehouen. As ’k daar vrij ben, ’r met me moeder opzoek — as ze niet voor de poort wacht — hoef ’k voor haar me oogen niet neer te slaan. — ’tWas me recht — as de oudste en omdat ze met die ander liep, omdat ze bang voor ’m was. — Die angst most ’r uit, móst ’r uit! Acht honderd zeven en twintig dagen — en nachten — en nachten — heb ik gedacht: smeerlap — jy met je judasstreek om ’n meid van me af te halen, die al van myn was, toen ’k voor de Oost teekende — móst tee-kenen — voor me moeder d’r nering — smeerlap, jij die ’r bang heb gemaakt, tegen me op heb gezet: as de steken raak waren geweest, had ’k ’t beroerd gevonden — ofschoon ’k ’r voor minder heb neergelegd — maar nou ze je in ’t gasthuis hebben opgekallefaterd — heb je je loon gehad, enkel je loon! Ik kan niet na ’t gerecht loopen — wat zouen ze lachen! — om te klagen: ’n smeerlap laat me meid niet met rust — dat doe je as man zélf — zelf. As ’k over ’n maand met ’r trouw, — al is ’r geen cent om te vreten, trouw ’k nog —je ken niet begrepen, meneer, hoe de gedachte an d&t me op heeft gehouen, m’n hersens bij mekaar heeft gelaten, wanneer de verdomde cel begon te draaien, te draaien... As ’k over ’n maand met ’r trouw, heb ’k ’r met me acht honderd zeven en twintig dagen en nachten getoond, hoe ’k as ’n kerel gekankerd heb, om ’r te krijgen...
Directeur. Laat me dan nog alleen voor je hopen, De Waal, dat je als man van dat meisje tevreden zal zijn — nooit meer als ’n wild dier je drift toonen...
Nummer 8 3. ...Nee, daar kan je op rekenen — vast, vast...