HEIJERMANS
minee of pastoor of rabijn meer ’n mond open te doen. ... Wat meent u?
HOFPREDIKER Ik meen niets.
KATER Dat is voor een godgeleerde niet veel,
HOFPREDIKER Ik geloof aan God. Dat lijkt me voldoende,
KATER Ja, ja — God zij met ons — dat heb ik ergens gelezen.
HOFPREDIKER In den bijbel?
KATER Nee — op den rand van geldstukken,
HOFPREDIKER U is een vreemdsoortig demokratisch minister.
KATER Ja, 't kan niet wenschelijk zijn, dat er meer metamorphosen plaats hebben. Ezels aan het hoofd van het gouvernement — het kan, De volkeren schijnen er voorkeur voor te hebben, maar een wijsgeerige kater
HOFPREDIKER U is amusant.
KATER Niet waar?
HOFPREDIKER Maar met twijfelen komen we er niet.
KATER Hoe leert men niét te twijfelen?
HOFPREDIKER Door ‘t echte en waarachtige geloof, door zich over te geven aan de leer. . . .
KATER Nee, asjeblief, spreek niet!. ... Ik heb, en dat erken ik eerlijk, een in zekeren zin verstokt gemoed. . Wat zou u doen, als u een visch was, een springlevende visch, met twee springlevende oogen, en op het droge raakte....?
HOFPREDIKER Excellentie, ik ben geen visch,
KATER Hoe zou u doen, als u een vlinder was, een springlevende vlinder, met twee springlevende oogen, en een insectennaald geregen door uw springlevend lichaam?
HOFPREDIKER Excellentie, ik ben, God zij dank, geen vlinder,
KATER Laat God er buiten!
HOFPREDIKER Ik kan God niet buiten een gesprek laten, dat theologische onderwerpen op zulk een spottende wijze aanroert!
KATER Ik spot om den drommel niet! Wij hebben afzonderlijke en afwijkende begrippen van God — u en ik! — en zoolang er sprekende menschen en
95