HEIJERMANS
EEN EN TWINTIGSTE TOONEEL KATER
KATER (springt op zetel achter de tafel, spreekt den schotel met het katte-gebraad toe).... Rust in vrede, arme vermoorde kameraden.... De mensch is 't ge-niepigste, venijnigste, geraffineerdste beest, dat op deze zotte aarde rondkuiert.. . . Schande!. . . . Schande! .... Requiescat in pace!.... En nou tusschen ons, bourgeois-rattentuig — weldoorvoed, vervettend, luierend rapalje. ... Ik schijn in dezen Augiasstal broodnoodig te zijn. . .. (draait de kroon uit, De maan belicht zwak het tuimelraam, De groene katte-oogen staren strak boven de tafel uit, beloeren een rat, die over het tafelkleed aansluipt),
EINDE TWEEDE BEDRIJF
83