HEIJERMANS
KATER Ik zeg: dat komt er van, Jonathan....
JONATHAN Word ik gek of ben jij ’t? Spreek j ij, Hans? Jij?
KATER Ja, ik....
JONATHAN Daar krijg ik kippevel bij! Praat jij héüsch? KATER Ja, ik....
JONATHAN Sinds wanneer?
KATER Vind jij dat zoo’n wonder?
JONATHAN Ik tril en beef er van! Dat is het grootste Godswonder, dat ik ooit heb gehoord!
KATER Wat?
JONATHAN Dat spreken als een mensch....
KATER (wascht zich) Ik wil je geen onaangename dingen zeggen, Jonathan, en dat zeker niet op het oogenblik, dat ik zoogenaamd het eerst met je uitspreek, maar als de zon niet zoo buitengewoon-hinderlijk scheen, zou ik koeien van oogen krijgen om de verregaande inbeelding van jou en de andere tweevoetige dieren! Zijn jullie onze meerderen, omdat je bij alles een mond-van-heb-ik-jou-daar opzet? Zijn wij jullie minderen, omdat wij zwijgen? Het zou het grootste Godswonder zijn, als jullie ons rustig voorbeeld volgden. Ik vind jou — en dat zonder eenige hatelijke bedoeling — het sympathiekst in je slaap — en dan nog kun je dikwijls zoo onzalig snurken, dat je de muizen van het pad houdt, en ik me met verbazing af vraag, of jullie bij dag, nacht en ontij geluid noodig hebben! Zoo als je nu met een. mond vol tanden over me zit, respecteer ik je ongemeen, Het ligt niet aan de hoeveelheid, maar aan de hoedanigheid, Jonathan. .. .
JONATHAN Ik geloof m'n ooren niet____
KATER Ik de mijne altijd! En dat komt omdat ik weet te luisteren. Jullie daarentegen babbelt, krakeelt, rumoert, of de heele wereld om jullie draait Soms verkneuter ik me in het zonnetje en knijp dan mijn oogen dicht, omdat ik me er voor schaam, dat jullie meer aan je voetgenooten dan aan de maan en de sterren denkt. Soms kuier ik over den muur van het kerkhof en zeg tot mezelf: daar liggen de eindelijk-verstandigen van het praatzieke ras. Soms luister ik op het kozijn van een kerkraam, als er dienst is, en
15