DERDE BEDRIJF
Zelfde kamer alsvoren. Avond. Een lamp brandt. De schouw belicht felrood het vertrekje. Een gierende wind huilt langs het huis.
eerste toneel. Jo, Kniertje, Clementine, de boekhouder
jo, lezend voor een der bedsteden: ...En dat versie is machtig mooi... Luister-je?...
Aan Maria voor de Overledenen.
Moeder Gods, zie vol erbarmen Op uwe arme kinderen neer;
Reik hun uwe reddende armen,
Wees hun voorspraak bij den Heer.
Uwe beê bij V Godlijk Hart,
Maakt een einde aan al hun smart.
In de bedstee starend. Slaap je tante? Slaap-je? Geklop. Zij loopt op de tenen naar de kookhok deur, legt de vinger op de mond om Clementine en de boekhouder te waarschuwen. Zachies juffrouw.. clementine: Doe gauw de deur dicht! Wat ’n noodweer!...
Wat ’n wèer!... Me oge zitten vol zand... Leit Knier te bed?... jo: Ze is effetjes gekleed gaan legge-nog niks fiks-koorts en hoeste...
clementine: ’k Heb ’n bordje soep meegebracht en zes eieren -nou dan, Kaps!... Kaps!... de boekhouder: Jawel...
clementine: ...Op de tafel... Da’s ’n penitentie-zo’n dove kwartel... Wat heb je gelezen? jo: De kathelieke illestrasie... clementine: Waar heb je de eieren gestopt? de boekhouder: ’k Versta je wel... kniertje, in de bedstede: Is daar iemand?... clementine: Ik ben ’t, Clementine... kniertje, opstaand: Is de wind nóg niet gaan ligge... clementine: ’k Breng je ’n bordje kalfspoulet, Knier-om van te smullen. Wel allemachtig-heb-je zo gemorst?... de boekhouder: ’k Geef ’t jou te doen om ’n pannetje stil te
45