n6
Arie. Twee en veertig jaar heb ik me uitgesloofd. Ik wil toch wérken.... ’k Ken toch nog mee .... Mot ?k gaan bedelen ? ...
Jacob. En wij dan ? Vinden wij werk in de winter?
Hein. Had mijn raad opgevolgd ! Asje staakt, zet je 'm ’t mes op z’n keel! Wie loot *r poddoomme op die manier?
Enkele stemmen. Hij het gelijk! Neerleggen 't werk !
Kees. Nee, kameraden! Staken helpt niks. Daarmee verpesten we ’t voor de anderen !
Jacob. Dat lieg je !.... Eén kans voor iedereen!
Kees. Jij mot niet draaien! Je kans heb je gehad — Jij èn ik staan an de dijk — hou je kop nou is dicht — ik ben ’r niet beter an toe as jij.... We hebben allebei 'n nest thuis. — We hebben eerlijk geloot. — Drie het hij (op het kantoor wijzend, waar de patroon zit te schrijven) ontslagen, zestien hebben tegen zestien geloot. — Nou mot jij de zestien die werk hóüen niet in gevaar brengen — in gevaar zeg ’k. Staken helpt geen sikkepit. Dan heb je alleen kans dat ’t voor hun èn voor ons mis