Maria,... AI luien ze de hééle nacht: wal
benèjen belt, ken enkel onraad wezen De afspraak
met de juffrouw is, dat me doen of d’r geen levende ziel in ’t nest is. . . . As me enkel hiér licht opsteken, hangen me eerst ouwe dekens voor de
ruiten. En as ’t lekker donker is, vliegen me uit om voor ’t eten te zorgen. . .. Wat zanik jij nou !...
Jan.....le ken toch niet weten, meid, of’t
geen dringende boodschap is. . . .
M a v ia.... Al staan ze met zes telegrammen (naar het rechtsche venster wijzend)... dat is onze deur! En as je nieuwsgierig ben wie d’r zoo gek is, om z’n arm uit z’n lichaam te bellen — jawel, eer kennen je handen afvallen! — ga dan met je buik op ’t plat leggen, maar voorzichtig hoor, dan ken je ze zien....
Jan. Daar mot ik me van overtuigen! (opent het rechtsche rotster,, kruipt op handen, cn voeten).
M a r i a (fluisterend). Zachies an! Je kop niet te ver vooruit! (een stilte). Nou?... Wie is ’t ? (hij kruipt achterwaarts terug).. .. 'Nou.'l (hij sluit het venster).
Jan. Drie heeren.
Maria. Dacht ’kwel. Drie van de politie in polietiek. ... Zitten elk oogenblik met d’r knuisten an