77
cie oogen, naar den siert; lichtenden hemel, terwijl de schildwachten het geweer presenteeren, smijt de balkondeur achter zich dicht, gaat verwoed en somber voor het bureau-ministre zitten. Plums fluistert den anderen angstig in ’toor. Een pijnlijke lange stille).... De adjudant van dienst! . .. (Plums gaat naar de achterste rechtsche deur, roept den lakei: „De adjudant van dienst!” toe).. .. En de gouverneur van Zijn Hoogheid ! . . . (Plums roept opnieuw: „De gouverneur van Zij)} Hoogheid! Wederom een stille).... Dat mijn zoon, mijn zoon, zoo tegen mijn bevelen in. .. .
NEGENDE TOONEEL.
De V o r i g e n. De A d j u d a n t later G o u v e r n e u r.
A d j u dan t. V vv Hoogheid....
V orst (verwoed opslaand en grimmig op en neer loopend). De risee, de spot van dat vliegend crapule, die vliegende w urmen! M’n eigen zoon, die tegen ’t dekreet in!.. Wie, wie, wiè heeft ’m laten vliegen? Van wiè heeft-ie die machine! (tot den Gouverneur, die doodelijk-angstig in de voorste deuropening verschijnt). Wist jij daarvan?