40
geval verkeeren — ad secundum meent mijn vader dat ze geen verleden, maar ’n toekomst heeft, ’n toekomst. . . .
V o r s t. .. . Genoeg! (tot den kommandant, die Hildebrand naar voren duwt). Wie is dat?
TWAALFDE TOONEEL.
Y o r s t. Walde m a r. Marius. Plu m s. I d a
Hildebrand. Kommandant. Hilde-brand — later Ossip. Gouverneur —
L a k e i op een afstand.
K o m m a n d ant. De man van die dingen, Uw Hoogheid.
Vorst (veegt zn bril af, terwijl hij z'noogen gesloten houdt — gedurende dat heele doen, een onbewegelijke stilte bij de anderen, die zelfs niet
verbroken wordt, als er een overschoen neervalt)____
Is dat — ben jij de vader van (H kaartje lezend) van „Ida Hildebrand” — van dat jonge mensch?
Hildebrand (grijs mannetje, met vergroeiden rug, stijven arm en een hinkend been. Hij draagt een ringbaardje, beweegt zich levendig). Ja, Uw Hoogheid, en ’k ben Irotsch op me doch l ei’. . . ,