Dokter. Dan kom ’k liever als ’k tijd heb in den loop van den avond — de wachtkamer zit vol. Tot zoolang kun je wel geduld hebben, niewaar Jan?
Jan. ’t Is niemedal, dokter — enkel wat warrem!
Dokter. Flink zoo!... Vier uur — niet later — ’t rijtuig is om half vijf besteld (af).
Twaalfde Tooneel.
Bet, Jan, Sien, de Kapelaan.
Bet (boven aan de trap). Of dat nou zoo’n moeite geweest was die paar trejen af te kommeiAffijn____
Jacob. Is ’t droog buiten? (luider omdat zij over de
onderdeur leunt). Hoe doet ’t weer, moeder?
Bet. ’t Vriest, zou ’k meene — de plassies legge droog... Gelijk het-ie: de vlag van boven zit in de takke ... Alles vlag wa-je ziet... Goeie-avond, meneer de kappelaan....
Kapelaan. Navond — hoe is ’t met de jongen?
Bet. Dat begrijp u wel — niet voor- en niet achteruit... Zeg-ie niks, Jan? Meneer de kappelaan vraagt hoe ’t met je is?
Jan. Dankie kappelaan! ’k Hé blomme gekrege, kappelaan ... Mot je niet is ruike? ...
Kapelaan. Dank je Jan. Ligt-ie niet op de tocht met die deur open?
41