8
Mevrouw Stam. Mari, Mari, hoe kon je nou toch weer... (hij wijst haar dat de oppasser in de kamer is).
Mari. Kom over ’n minuut of tien terug, Pieper.
T
Pieper. Best, luint (af).
TWEEDE TOONEEL.
Mevrouw Stam. Mari.
Mevrouw Stam (timiede) Gisteravond heeft-ie
nog zoo ...
Mari (geprikkeld). Wel ja! Wel zeker! Zeg maar precies hoe je ’t hebben wil. As je ’t verkiest neem ’k de cel op m’n rug en ga in de kazerne studeeren. Papa hoort liever de wacht-parade, de taptoe, de réveille ...
Mevrouw Stam. Jongenlief — je kunt mekaar ’t leven zoo makkelijk maken — je ben om half acht begonnen — en ’t huis is zoo gehoorig — heusch in de slaapkamer ...
Mari. Bon. Uitstekend, ’k Wil niks liever dan zelf ’n kamer huren (driftig de papieren van de schrijftafel verschuivend). Gisteravond is ’r weer gesnuffeld, ’k Hoef niet te vragen wiè, wiè, wie!
Mevrouw Stam (vrindelijk-angstig). En als?