45
Mari {aarziend) Néé, kaptein (een stilte — dan nerveus) ... Als ’k voor vier maanden gewéten had — dat — dat — dat — (heftig) Néé, ’k wil de kans niet loopen om menschen als jullie en ik — men-schen die ’k kèn met schérp te schieten! — Laat Pronk ’t doen als-die kan — ’k schiet liever mezelf voor me kop ...
Hoek. Dus je weigert? — ’t Spijt me, Stam — ’k móét ’r Brand van in kennis stellen. — Dat is werklijk, iets ongehoords .. . (af).
VIJFTIENDE TOONEEL.
Mari. Stam. Mevrouw Stam.
Mari (kort op en neer loopend).. . Papa . .. (zoekt naar woorden — gaat nerveus, rechts af).
Stam (wil hem driftig na, stokt bevend, zakt in een stoel, hijgt op schreien af — bet z'n oogen.
Mevrouw Stam ... Karel... Is ? ... Is ? ... Scheelt je wat? (Hij krimpt den zakdoek in z'n vuist — schudt hijgend en wrokkend het hoofd) ... Wil je ’n glas water? ... (starend weert hij haar af).
Einde van het Eerste Bedrijf.