DE JODENHOEK
In 1929, toen de grote crisis begon, verwisselde mijn hospes het perceel aan de Joden-Heerengracht no. 75 (van het huis bestaat geen splinter meer) voor een woning in een traditieloze straat achter het Concertgebouw. Dit begrip „achter het Concertgebouw” moet wel met enige soepelheid worden gehanteerd; de nieuwe woning lag er wel erg ver achter, maar zo spraken de Joden nu eenmaal. De weemoed, waarmee hij sindsdien dagelijks mediteerde over het oude Ghetto, de liefde, waarmee hij het woord uitsprak, mogen illustreren hoezeer de Jodenhoek van Amsterdam wel ten onrechte herinneringen zou oproepen aan een gedwongen, afgesloten vreemdelingen wijk. Wij moeten veel meer denken - ook hier in Amsterdam - aan een vrijwillig gekozen territorium, waar de Jood het contact zocht en vond met zijn mede-Joden. Hier vond hij een compensatie voor het ontbreken van zijn vaderland; hier kon hij de cultuur van zijn volk beleven en verdiepen. In dit verband is het merkwaardig, dat in het oude Jodencharter van Haarlem - 1605 - uitdrukkelijk gesproken wordt van een vrijwillig door Joden gekozen stadswijk.
„Ende (zo luidt het daar) zullen in de stadt promiscue onder den Christenen mogen woonen ofte zoe zij apart ende bijsonder van de Christenen bij malcanderen zouden begeren te woonen sal de Magistraet naer gele-gentheyt haer daertoe een plaatse ofte quartier binnen der voors. stadt Haerlem aan wijsen, omme de selve te mogen co pen, betimmeren, accommoderen ende besluyten tot heuren costen ende omme aldaer tzamen bij den anderen te woonen als in Italien, Duytsland ende andere landen”.
Zien wij af van de jaren der bezetting, dan is ons slechts één schriftelijk gegeven bekend, waarin wordt gewaagd van een door de overheid vastgestelde grens van den Jodenhoek. Wij denken aan het Request van
21