tekening, zooals ook aan den heer Ter Pelwijk, die/z ik wilde, dat mij op eenige wijze in de historie aan de hand zou kunnen gaan, 't welk ik hem niet onduidelijk zal doen merken.
Met betrekking tot het zenden van brieven zal ik mij houden aan Uwe bevelen.
Gij schrijft mij, dat ik om meer tijd te winnen, mij niet mogt keeren aan de huislijke avondmaaltijden en vroeger naar bed gaan, maar daar zijn, mijns inziens, verschelde redenen tegen. Wanneer er geen gezelschap is, eten wij altoos om 10 uur en en gaan om 11 uur en te ruste, H welk geenszins te laat is en waarop des morgens zeer goed om $x/2 a 6 uur en kan opstaan, H geen ik altoos doe.
Hierbij verzoek ik U in aanmerking te nemen, dat ik bijna den gantschen dag op mijn studeerkamer alleen ben en dat ik na eenen langen middag wel verlang mij uit te spannen in H gezelschap van mijne huisgenoten, daar tevens, wanneer ik, meesttijds om 10 uur en naar bed gaande, eens later op bleef, zoo slaperig zou worden, dat ik mij niet zou kunnen ophouden; hierom komt H mij voor beter te zijn, mij aan de huislijke orde te gewennen, waarin ik tijd genoeg vinde mijne bezigheden te verrigten.
Dunkt U niet, dat H er aan den staatkundigen horizont tegenwoordig donker begint uit te zien? Nu zal weldra de grote zaak beslischt zijn.
Napoleon schijnt den eersten dag des gevegts eenig voordeel te hebben behaald, maar nu is er een slag voorgevallen, waarin Blücher met zijne Pruissen den
74