zetten. Gij weet, hoezeer ik voor de studie der historie ben ingenomen en kunt dus nagaan, hoezeer mij dit spijt. evenwel met de historie gaan zal, 2$/
mettertijd wel worden geschikt, om«* gz}’ kent mij te wel, om niet te weten, dat ik historie niet zal laten varen. /& èööp eewew öf anderen historicus
nog eens in kennis te komen.----
Op mijn kamertje weet ik niet, dat ik iets te begeren heb, dan dat het knipje nog niet aan de deur gemaakt is en ik dus H kamertje niet kan sluiten; de dominé is er reeds aan bezig geweest, maar heeft het niet kunnen maken. H Wagt dus slechts op den timmerman.
Bijzonder aangenaam, lieve Ouders, is mij Uwe belofte betrekkelijk een horologie geweest: gij weet, hoezeer ik daarna verlang en altoos verlangd heb en hoe groot ook werkelijk mijne behoefte daaromtrent is. Evenwel verzoek ik U> mij er vooral geen boven Uwe krachten te kopen: ik ken Uwe omstandigheden en wil er dus veel liever een ontberen, dan te kunnen denken, dat gij, om aan mijnen lief sten wensch te voldoen, Uw vermogen waart te buiten gegaan. Dat ware een eeuwig duurend verwijt voor mij.
Regt zeer ben ik geroerd geworden door H gelezene van Jetje. Ik voel nu zoo smartelijk, hoe lief mij dat kind was. Hoeveel zoude ik niet willen opofferen, om haar eens te zien en hartelijk te omhelzen. Ik verzoek U, beminde Ouders, U eens in mijne plaats te stellen en mijne liefde regt aan dat lieve kind te doen gevoelen; ik mis waarlijk veel aan haar.
Gij ontvangt hiernevens H begeerde goed met de
68