waar zijn ooit zulke vrolijke harten bijeen geweest; wie zoude in deze vreugde niet deelen? Kom aan, ‘ik’ ben blij met de blijden, en eindig dus dezen met een driemaal herhaald Hoezee! Hoezee! Hoezee!
Aanstekelijk werkt de vrolijkheid.
En mét de vrienden en mét de familie zijn ook wij blij, dat Gijsbert Karei — de trouwe zoon — weer bij moeder thuis is.
54