heid gewoon maar smakelijk bier verslonden. Daarna kwamen kogelfleschjes met limonade en gemberbier en eindelijk wijn (1/4 fl. per man). Toen was het oogenblik voor de troonrede gekomen. Drie kwartier sprak ik over de geschiedenis van de fabriek, hare instellingen in het belang van het personeel, de nieuw ingevoerde pensioenregeling, en zoo tot het thema: de fabriek voor allen, allen voor de fabriek. Ach had ik maar meer redenaarsgaven!!
Toch was er groote stilte en aandacht, en in elk geval meende ik dat die speech aan het feest de eigenlijke beteekenis moest geven en als zoodoende moest geslikt worden. — Daarop sprak Knuttel in naam van het personeel een goed woord van dank en erkentelijkheid. — Tot slot op ‘het gezin’ dat naast den maatschappelijken werkkring het levensgeluk moet vormen. Het was daarmede half 8 geworden en de tafel werd opgeheven. — Wij wachtten toen nog 300 genodigden: metselaars, timmerlieden, schilders, smeden, enz. die aan den bouw hadden meegewerkt. Gelukkig was het weer droog geworden.
Met het oog op het onzekere weder had ik ook de zolders van gas voorzien maar gelukkig kon de feestelijkheid buiten worden voort gezet. Vóór of liever achter de nieuwe fabriek was een groote houten dansvloer (die wel wat nat geworden was) gelegd, een muziektempel (voor de huzaren) en een paar buffetten op geslagen, overal tafeltjes met stoelen, verlichting met lampions, venetiaansche ballons en electrisch licht, en toen ging het lustig aan den dans. Het was
119