HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
door de eeuwen heen, altijd gekenmerkt door excessen tegen de Joden, op wier schouders het odium geladen werd van economische depressies.
Niet alleen in het oosten van Europa, doch zelfs in de onmiddellijke nabijheid van onze landsgrenzen steekt het antisemietisme den hydra-kop op, dreigt het oud-testamentische volk met uitsluiting uit ambten en beroepen, pleegt aanslagen op de geestelijke vrijheid, verstikt de beste krachten der onzen in staat en maatschappij!
En terzelfder tijd ondernemen enkelen in ons heerlijk vrije Nederland pogingen, om, terwijl de vijand voor de poorten staat, verdeeldheid te zaaien in ons Kerkgenootschap.
Ik eerbiedig in den meest volstrekten zin ieders vrijheid van denken, aller eerlijke overtuiging, maar ik moet met ernst en klem opkomen tegen eene beweging, die verdeeldheid kan brengen in onze gelederen!
Het Jodendom, dit is mijn innige overtuiging, kan niet hervormd worden. Ontneem het zijn volstrekte geloof aan de goddelijkheid der Openbaring op Sinai en ge snijdt het zijn hartader door, ge berooft het van zijn grondwet, ge ondermijnt zijn levensbasis, om over te houden eene gemeenschap, die met behoud van een monotheïstische kern, het specifieke element, waardoor het Jodendom zich onderscheidt van alle andere godsdiensten, ten eenen male vernietigt.
Daartoe zal en mag het niet komen! Tot heden was binnen ons Kerkgenootschap plaats voor alle geloofsgenoten, zoowel voor hen, die met de grootste nauwgezetheid den codex in eere houden, als voor de liberaal denkenden en handelenden onder ons.
Die eenheid blijve ook in de toekomst ons parool, op haar blijve ons streven gericht. Daardoor zullen wij krachtig front kunnen bieden aan onze belagers en ik hoop van harte, dat de pogingen om de splijtzwam te brengen in de gelederen van ons Kerkgenootschap zullen falen.
Zoo zij het!'
Dit was de taal der parnassijns, die op locale kerkeraadsvergaderingen of in die der zogeheten landelijke Centrale Commissie van het Kerkgenootschap periodiek de joodse belangen behartigden. Ofwel op die eindeloze vervelende sjoelfeesten naast de burgemeester mochten zitten, naast de minister, en soms naast de koningin of de prins.
46