De termen die in de citaten voorkomen zijn in de oorspronkelijke schrijfwijze gehandhaafd, ook al is deze soms niet juist.
Achawa, organisatie van Joodse godsdienstonderwijzers.
Adenoj-elloeheinoe, Here onze God. Bastaardvloek (enigermate verbasterd).
Alf, eerste letter van het Hebreeuwse alfabet; getal i.
Almemor (vulgo: Almemmer), verhoging in de Synagoge.
Am Hasefer, Volk van het Boek. Zie Sei-fer.
Amratses, onwetendheid.
Asjkenas, onbekend volk in de volke-renlijst van Genesis io. Sedert de Middeleeuwen in de Rabbijnse literatuur gebruikt als naam voor Duitsland, zulks in tegenstelling tot Sefarad voor Spanje en Portugal. Vandaar de termen Asjkenaziem en Sefar-diem.
Assez ponim, brutale vlegel. Eigenlijk: hardheid van gezicht. Zie Ponem.
Ba'al Tesjoewa, bekeerling.
Balboos, heer des huizes, pater familias, officieel lid der Gemeente. In het Nederlands overgegaan als: bolleboos.
Barmitswa, kerkelijke meerderjarigheid.
Baruch, Baroech, de gezegende.
Bate Midrasjot, Leerscholen.
Ben (status constructus van Been, zoon), zoon van.
Bensjen (Lat. Benedicere), zegenen. Technische term voor het gebed na de maaltijd.
Betoeg (Hebr. Batoe’ach, betrouwbaar), rijk.
Bezaules (Hebr. Bezol), goedkoop.
Chagam (Hebr. Chagam, wijs, wijze).
technische term voor rabbijn, opperrabbijn bij de Sefardiem. Ook aanspreektitel.
Channeke-feest, Inwijdingsfeest.
Charpe (Hebr. Cherpd), schande.
Charpe und Schand, Charpeneschant, verschrikkelijke schande. Het tweede woord herhaalt in het Jiddisj het eerste Hebreeuwse begrip.
Chasstd, vrome.
Chassidisme, Joods-mystieke beweging uit de achttiende eeuw.
Chazzen, voorzanger. Bij de Sefardiem: voorlezer.
Chazzones, het geheel van melodieën en recitatieven dat door de voorzanger bij de Asjkenaziem wordt gebruikt. Zie Hazanade.
Cheider, Jodenschool.
Cherem, ban.
Chesjiewes, goedhartig mens.
Chewre, vereniging.
C.hmoeg, opvoeding. Eigenlijk: inwijding.
Choemasjiem, Pentateuch-exemplaren.
Choepa, huwelijksvoltrekking.
Chommesj van Onderwijzer, Pentateuch met vertaling van Raw Onderwijzer.
Choweir, Chawer, vriend, genoot.
Choweir-titel, kerkelijke eretitel die door de opperrabbijn aan een verdienstelijke Jood kan worden verleend.
Chowew Tsion, minnaar van Tsion, voor-Zionistisch.
Darsjan, uitlegger. Afgeleid van de stam van hetzelfde Hebreeuwse werkwoord (D-R-S) als Midrasj, zie aldaar.
249