Het verdwenen Ghetto

Titel
Het verdwenen Ghetto

Jaar
1978

Pagina's
162



ziel van Job Schneider. De schoenmaker, die een honderd jaar geleden des Yrijdagsmiddags zijn schootsvel aflegde en de Sjabbath verwelkomde. Dag, die eeuwenlang — als een vriend kwam in onze woningen — ook de armsten onzer vormend tot rijke koningen.

En niet slechts aan de Agada denk ik — in dit hofje — doch evenzeer aan de norm der wet. Die hier in deze omgeving werd gehandhaafd en de nobele kern van ons nationale bezit beveiligde. Hoevele hofjes staan er niet langs de wegen der Halacha? In Talmud en Decisoren. Ik denk aan Bialik, de dichter, die ze wist te vinden, in hoge, stoffige folianten; herbergend de poëzie waarin het Joodse levenselixer zijn harde, doch warme neerslag vond. Wij staan voor no. 109 — het vroegere

„Beis ha’Midrosj”

15 September 1740. „Anachnoe — chasoemei matto — parno-siem wegaboei tsedoko haben auf demonstratie meihagooun aw beis dien.... gut gefunden ein beis hamidrosj bikehilloseinoe zu steihen....” Zo luidt het letterlijk in de protocolboeken der gemeente. Want weer is het Arjeih Leib, die het initiatief durft te nemen. 2)

Hij — Amsterdams Grote Raw — eist voor de Tora een „Diera hagoena” — een behoorlijke woning. Het Asjkenazische „Ets Haim” begon haar grote historie.

Eerst laat in de 19e eeuw — 1883 — werd op deze plaats —-dank zij de vrijgevigheid van de familie Monk — een nieuw gebouw opgericht, waarvoor ik U thans heel even halt laat houden. Om dan — met U de stoep te beklimmen en in gedachten binnen te gaan.

De dubbele deur maakt niet meer haar krakend geluid. Het fragiele glas-in-lood trilt niet — als vroeger — licht na.

Bekende geluiden uit een jeugd, die onwezenlijk ver achter ons ligt, hebben plaats moeten maken voor te harde werkelijkheid.

Links de deur, die toegang gaf tot de woning van de congierge Roos, die mij als kind in zijn wonderlijke gestalte — met puntbaard en hoge keppel — deed denken aan een aardmannetje uit eeuwenoude sprookjes. Rechts, de kamer, waar de Rabbaniem plachten te leren. Voorgegaan door Amsterdams Raw — wiens titulatuur nog altijd vermeldt: „Resj Metiwtha”.

Achter in de gang, de prachtige sjoel. Aan de rechterzijde ingemetseld een steen uit de klaagmuur. „Want een steen weent het uit de muur. . . .”. Ook nog een marmeren plaat met de naam van Arjeih Leib.

De trap op. Eerste verdieping. Kamertje waar S. Sohlberg jarenlang zijn cursus gaf. Met de lift, waarmee we als jongens speelden.

2) A. Frank: Arjeih Leib, pag. 9.

85

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.