Bij hoofdstuk VII: DÜNNERS KOMST NAAR AMSTERDAM
Vgl. J. A. Coppenhagen, De Reformbeweging (1859—1861) in Nederland, V.A. VI, II, p. 333 en p. 334 en E. E. Rawidowicz, I. L. Chronik and his Zeichen der Zeit, in the Chicago Pinkas, Chicago, 1952, p. 137.
Over het contact van S. R. Hirsch met Amsterdam publiceerde L. Lamm, Samson Raphael Hirsch en Amsterdam, N.I.W. 22, Maart 1940. Naar getypt afschrift geraadpleegd. De stukken op Hirsch betrekking hebbende, daarin behandeld, bevinden zich nog ten dele in handen van de heer Felix Bing, New York. De brieven zijn thans niet meer te raadplegen.
Dünners Denkschreiben über die Reorganisirung des Niederl. Israëlitischen Seminars in Amsterdam is gedateerd: 29 Januar 1862 (Gedrukt Amsterdam 1917), voorafgegaan door inleiding van L. Dünner. De door ons in 1940 geraadpleegde tekst van het originele manuscript, door Dünner van vele kanttekeningen voorzien, is verloren gegaan.
Vgl. tenslotte stukken betreffende de vervulling van Het Amsterdamsch Opperrabbinaat en zijne vereeniging met het Rectoraat van het Seminarium, Amsterdam, 1874 en M. Roest. Het standpunt der Centrale Commissie en de oppositie van Mr. A. S. van Nierop en Prof. Mr. J. E. Goudsmit in zake van het Amsterdamsche Opperrabbinaat, Amsterdam, 1874. Ook tegen Dünner ontlaadde zich een oppositie, die haar kracht ontleende aan anti-Duits-Joodse instincten. De latere controverse met J. D. Wijnkoop (vader van David) — die zeer populair was bij de Amsterdamse Joden, ook bij de proletariërs — dient mede van dit gezichtspunt uit beschouwd te worden.
78