22
Regeering, welke deputatie succes had: de Staten in den Haag machtigden hen, eene begraafplaats aan te leggen.
Dit gunstig resultaat deed echter de vijandige houding der dorpsbevolking nog toenemen; zelfs de dorpsschout veroorloofde zich menige inmenging en matigde zich een macht aan, welke hem in het geheel niet toekwam. In 1618 trad daarom de Regeering, om hare beslissing de noodige erkenning te doen erlangen, krachtig op tegen het willekeurig gedrag der dorps-autoriteiten: zij gaf den Joden wederom het recht hun dooden in Ouderkerk te begraven onder voorbehoud echter, dat de lijken zonder ceremonieën en „in alle stilte” zouden worden ter aarde besteld. De Portugeesche Joden begroetten ' deze tegemoetkomende houding der hoogste gezaghebbers met groote vreugde, daar dit hun menige onaangenaamheid bespaarde en hen ook voor een deel van drukkende uitgaven bevrijdde. Immers, tot nu toe moesten zij voor iedere kerk, waarlangs zij hun dooden voerden, een zeker bedrag betalen: vóórdat zij echter in het ver afgelegen Groet waren aangekomen, hadden zij talrijke kerken te gedenken. Eerst in 1721 werd deze bepaling op verzoek der Parnassim opggheven, bij gelegenheid dat het lijk van een Portugees, die in Arnhem overleden was, naar Ouderkerk werd overgebracht.
Voor zijn vele belanglooze bemoeiingen inzake het koopen en inrichten der begraafplaats wordt Isaac Franco Medeyros nog steeds eiken Sabbat-middag in de Synagoge herdacht bij het uitspreken van het gebed voor de Zielsrust („Has-caba”).
Al waren de Portugeesche Joden in Amsterdam nog niet in één Gemeente vereenigd, toch bestond er een sterke band tusschen hen in de vele vereenigingen en academies (Jesiboth). Met enkele hiervan willen wij nader kennis maken.
In 1609 stichtten 18 leden der Gemeente Bet Jaacob de Vereeniging „Bikur Cholim” (Ziekenbezoek) met het doel, zieke gemeenteleden te bezoeken, hun, zoo noodig, geneesmiddelen te verschaffen en bij overlijden den nabestaanden hulp en bijstand te verleenen. Het bestuur (eveneens „Par-