Tabel 69 (vragen 17 en 57)
het opwekken van anti-Nederlandse gevoelens door Nederlanders in het buitenland
het aanleiding geven tot antisemitisme van Joden door hun gedrag.
ja 30%
70%
nee 60%
30%
geen oordeel 10%
—
Tabel JO (vraag 8)
Meent U dat er in Nederland in 1962 antisemitisme aanwezig is? ja 177
nee 30
geen oordeel 3
Zo ja, heeft U hiervan iets ondervonden? ja 79
Indien U hiervan zelf niets ondervonden heeft, is dit dan misschien wél het
geval in Uw naaste omgeving? ja 32
nee 76
Volgens 1 s% was er geen antisemitisme aanwezig; ruim 50% had dit zelf ondervonden of in de naaste omgeving meegemaakt. 85% der Amsterdamse Joden meenden dat in Nederland wel antisemitisme aanwezig is.
Tabel J1 (vraag 66)
Als U de keuze heeft tussen twee verder gelijke winkels, koopt U dan liever bij een Joodse winkel?
ja 116 nee 91 geen mening 3
Bij de bovenstaande vragen kan men een duidelijke lijn volgen: de afwijzing van mogelijke nieuwe groepsleden, de afkeurende houding tegenover hen die de groep willen verlaten, het rekening houden met de Jodenhaat, de interesse voor de familieberichten en de advertenties in het N.I.W. en de voorkeur voor de Joodse winkels. Hier ziet men bij de meerderheid een duidelijke binding van de groepsleden onderling en een geslotenheid naar buiten. De innerlijke bindingskracht volgens de omschrijving die Lammers1 daaraan gegeven heeft, manifesteert zich hoofdzakelijk als sociale binding, minder instrumenteel en zeer weinig ideëel.
1 Zie blz. 49 e.v. van deze studie.
91