De held inmiddels, heel tevreden, kwam op zijn dikhuid aangereden, indien men ’t rijden noemen mocht, gezeuld te worden door het vocht.
Nu werd de sleepboot aangelegd.
Nog stond de schipper op de plecht met sidderende baard te staren, maar niemand scheen hem te ontwaren.
Daar stapte reeds de held aan land.
Jt Dier was hem zeer ter wille, want het maakte gauw een kattebult.
Er werd genadeloos gebruld.
De burgemeester, fraai gekleed, stond met zijn wethouders gereed om namens heel de havenstad de held te heffen uit het bad.
Ook kwam daar iemand aangespoed met front, jacquet en hoge hoed, opdat hij aan de burgerij verscheen in passende kledij.
De leden van het stadsbestuur omringden hem gelijk een muur, zodat de heer zich niet vertoonde aan 5t volk, terwijl hij zich verschoonde.
Nu hees men ’t Afrikaans mirakel het water uit met touw en takel. Vijfhonderd mannen, half ontkleed, werkten zich hierbij in het zweet.
16