WINDBEWONERS
Eindeloos vlagen zij
langs dichte deuren, blinde muren,
windbewoners, opgejaagde schaduwen.
Het wordt nooit meer stil, de tijd
laat zich niet tot een nulpunt herleiden,
geen mond legt zich het zwijgen op
om wat daar roert en ritselt, alles leeft
tegen de nacht in, verhardt
zijn afweer, keert de dood
zijn rug toe en zakt weg
in goedaardige dromen.
22