OOG
Beneden jaagt de wind de golven op.
Ik zie de koppen lopen. Op een berg vol bomen houd ik dag aan dag een strook zee in het oog en leg dan met de avond alles weg. De wereld gaat in mij te niet. Ik denk een woord en voel het doven. In mijn slaap verschijnt het soms nog als een oog dat zoekt en ziet dat het alleen is.
5i