DE DODE
Hij komt hier naar het venster van mijn huis vanuit zijn stilte en ik hoor hem lopen door het geluidloze, ik voel hoe hij zijn schreden door het zwarte waaien doet en dan zijn hoofd dicht bij de ruiten brengt en tot de nacht spreekt, woorden, vele woorden van een verdriet dat buiten mij blijft staan.
Mijn handen worden steen terwijl ik naar hem luister, er is tussen ons niets meer dan stilte en zijn stem is zo nabij; wij moesten voor elkaar niet meer bestaan, het is al bijna tien jaar her dat ik hem levend in de ogen heb gezien, en daarna is de tijd verwilderd tot een storm, waarin wij zijn uiteengewaaid.
Ik durf mijn hart niet te bewegen, eer ik zijn stem vervagen hoor.
Dan peins ik zijn leven en sterven na, en vraag mij af waarom ik nog besta.
28