Het vogelhuis
Hier zijn ze, in het vogelhuis, mannen met in hun huidplooien hetzelfde gras dat straks hun dood zal overwoekeren; in hun gewrichten het knisperen van bijna leeggewaaide bomen.
En ook de vrouwen, de uitgeschommelde moederlijven. Het ruikt naar oude huizen, lege kamers, verkilde kachelwarmte, linnengoed en stof voor nagedachten. Op de klokslag wordt hun een maaltijd toegeschoven, zetten hun kaakspieren zich in beweging, vergeten zij elkaar en bouwen voort aan hun verval.
11