Terug door de tijd
Terug door de tijd.
De hemel wordt breder, geboomte doorschijnend, windschermen in de lichtzee.
Duinen, vergrijzende reuzen, beginnen hun winterslaap, een maandenlange droomloze nacht.
Hier en daar breken huizen de einder,
wijst een torenspits
naar bovenmenselijke stilte.
Verre voorbijgangers op de grens tussen leven en dood verschijnen en vervluchtigen, trillingen in een onzichtbaar weefsel.
7