Lezende vrouw
Onder het lamplicht, met het licht van haar bestas volkomen in haar ogen saamgebracht, leest zij een boek, een blinkend voetspoor van papi< in het verlaten kamerdonker.
De haard loost af en toe een korte snik, in dak en muren kraken de gewrichten onder de spanning van een atmosfeer die zoveel sterren dragen moet, dat hij de huizen en de grond langzaam te pletter drukt.
Maar zij beweegt haar ogen door het licht met de gelovige bezorgdheid van een vrouw, in wier gepeins de ruimte zich versmalt tot menselijke innigheid, een stem waarin van vraag en antwoord het geluid tezamenvloeit.
44