VII-XI-LXIII
Onder de koepel van Italië gingen wij feestmalen, snelden de blauwe novemberdag door met golfkoppen rechts en rotskoppen aan onze linkerzij.
Zevenmaal acht was vandaag mijn nummer geworden. Ik speelde de gulle feesteling in het nest van vrouw en kroost en eigen ik.
Italianen hebben onder hun haren rollende woorden en ronde gebaren; zij schenken goede spijs voor goede prijs aan wie hen opzoekt in hun paradijs.
Schalen vol weelde vielen ons ten deel.
Wij aten en dronken in rustige drukte. Zevenmaal acht was mijn nummer nog steeds plus een lichte tijds- en gewichtstoename.
De gastheren bogen. Wij liepen verzadigd van goedheid de zonnige buitenlucht binnen. Het leven had ons weer begenadigd.
Ik kon aan mijn nieuwe nummer beginnen.
28