EN ZIJ WERKTEN IN DE ZON.
En zij werkten in de zon de kleine kromme kerels, het veld was groot het veld was wijd ’n zonnende oneindigheid, erbarm u Heer! erbarm u!
Daar werkten kerels in de zon,
veel kleine zwarte mieren zij ploegden voor zij spitten om, zij mestten en zij gieren.
Erbarm u Heer! Erbarm u Heer! hoe groot, hoe groot uw Hemel, hoe groot uw veld hoe groot uw Aard: hoe klein het menschgewemel.
44