Het water dat spatte blankblond hóóg weerom, vol blinkend wit schuim en wit geblom, de zwart zware boot dreef snel vooruit,
— zoo rap boomde zij de boomstok uit.
Zij boomde de boot de ijzeren boot de boot van de zwarte fabriek.
Lijk kolen zoo glansden haar haren zwart Om de slapen en oogen en ooren geward, en blank als de stoom lagen tanden bloot in ’t open bloembloeiende lippenrood.
Zij boomde de boot de ijzeren boot de boot van de zwarte fabriek.
Haar oogen die leken de vuren wel
die gloeiden zoo diep en die gloeiden zoo hel