De koe die schurkte Jaag haar kop de gouden zonne scheen erop en op het zwart en witte vel en op de JichtgJanzende bel, die rinkte, die rinkte zoo fijn.
Het dorp was naar de mis gegaan; het meisje liep maar zoetjes aan door ’t groene pad Jangs ’t korenland en voerde ’t koetje aan haar hand. Het koetje trad maar lijzig aan en liet de belle al maar gaan, die rinkte, die rinkte zoo fijn.