ALS EEN DOODENKAAN.
Daar voer een doodskaan door de zwarte gracht een zwarte man stond bij het roer en boomde, de volle boomen, in avonddonkring, loomden over donker water en wuifden, wuifden zacht.
De lovers aan de takken fluisterden, de vogels tjilpten stil en roerden niet, de zwarte man liep heen en weer en liet de boomstok neer, dat lelies, wit, op 't water
luisterden.