Moogt ge groot worden en sterk moogt ge nobel worden en eerlijk moogt ge trotsch worden ons volk getrouw.
Door de straten onzer stad zing ik 'n lied voor u.
Mijn zoon is tot des mans gekomen
en de Touroo heeft hem bevestigd.
Later zingt ge ’n lied voor mij; dat uw tong dan niet stamele als ’n vreemde, en dat het kaddisj woord ontruische uw hart, mijn zoon, mijn man, mijn kaddisj.
35