NEEN!
Neen zegt ge
en de witte meeuwen schreeuwen
vliegende langs mijn venster heen neen, neen!
Neen! Zoo viertal zwarte teekens
duiden niet wat er aan brekens
in haar zwarte lijntjes staat
wat droom met hen te-niete gaat.
Dagen, maanden, heb ’k gewacht enkel maar aan u gedacht.
Enkel maar, van ’t vogelfluiten tot de zonne opklom buiten
liefs en moois voor u bedacht in den langen zwarten nacht
Dagen waren mijn gedachten niet bij ’t daagedoen te wachte: wiekten klepprend om u heen om uw ziele, om uw leên.