NU DRAAFT!
Nu draaf en schudt de flanken wel, rol rennende de ronde pooten, je ademhijg doe stamp’ en stooten, en licht de matte oogen hel.
Nu draaf en breng mij naar mijn huis waar de liefste lieve treurig wacht, wijl ze mij nu nog verre dacht en meent, ik kom nog lang niet thuis.
Nu draaf en snijd de beemden wel, ren door de wijde-groene weiden, ren over stad en bosch en heide, ren over sloot en meer en wel.
Ren op ! en laat je flanken schudden, en laat je borsten woedend koken, en laat je adem wolkzwaar rooken, gil uit je baan de beesten-kudden.